On roaming and homing, love of nature and the nature of love.

donderdag 20 december 2012

Midwinter poem


Sit still
for one moment
or more
drop the doing
like the fork
you just used
to finish your meal
sit still
and listen
to the rivers
in yours veins
the horses
in your chest
melt with the snow
play hide and seek
with the dark
think of all the good
things in life
poetry
candles
chocolate
sit still
for one moment
and smile
the world is not ending
but endlessly present in you

vrijdag 30 november 2012

Gedichten van boektitels



De nacht van de schreeuw
       Zoenen!
Het oneindige verhaal
De ontdekking van de hemel
Nooit meer slapen

 



Het parfum
uit mijn kinderjaren
sprakeloos
geroerd
sprookjeskraai

De andere kant van het paradijs
godverdomse dagen op een godverdomse bol
de aanslag
de asielzoeker
de onverschilligen
insjallah, mevrouw

Deze titels van boeken werden gedichten naar aanleiding van een facebookwedstrijd opgezet door schrijfster Johanna Marleen Pas.

donderdag 29 november 2012

Als versgeslepen potloden

Een koffietentje in Amsterdam. Een kop warms om van te slurpen en Geerts Maks Reizen zonder John om te ontginnen. Een nieuw boek, een oude nieuwe thuisstad. Start.

Het nieuwe boek aangeschaft op de eerste dag hier. Het lag in een veelvoud aan exemplaren naar me te zwaaien in de etalage van de boekenwinkel. Trok doelloos slenteren in een klap over de streep naar de kant van gefocuste actie. Nog wat gespeeld tegensputteren – ‘eigenlijk zou ik beter niet blablabla…’ – en daar signeerde Mak al mijn nieuwste aanwinst. De idee hier voor even te blijven, zit me op een of andere manier lekkerder met een verslag van een roadtrip doorheen Amerika in de sporen van schrijver John Steinbeck binnen handbereik. In gedachten cruise ik al in een roze Chevrolet uit ’54 langs de grachten! (Volgens een van de Amerikanen waar Mak mee sprak, luidde die auto het eind van de overlevingsmaatschappij en het begin van de consumptiemaatschappij in, voordien waren er alleen maar saaie kleuren.)

‘En’, vroeg de verkoper nadat ik betaald had, ‘heb je er al aan geroken? Het ruikt naar versgeslepen potloden.’ Dat die man dat zegt, niet om te verkopen, maar omdat ie van boeken houdt, daar word ik dan heel erg blij van.

zondag 25 november 2012

Perma People Poem


(sound of breathing in and out)
I breathe with you, mama
(sound of heartbeat)
alive I am
in the mud collecting sunshine
stories lighting up at your ancient feet
in the shooting shower I wash my old face
once upon a time
 wrinkle wrinkle

sit with me, father oak
see, I want to share my curious heart
 weave like the weaver
 web like the spider
 eat like the hungry man
rolling down these roaming hills
I remember how I've forgotten
once upon a time

begin
and the source will flood the rivers
of your tingling hand
there is your name
(sound of wind)
come, stay
live it all -

donderdag 18 oktober 2012

Mijmeringen


Als ik tussen twee druppels was gevallen, was ik dan droog gebleven?
Als ik tussen twee brieven was gepost, was ik dan aangekomen?
Als ik eerder Rumi had gelezen, was ik dan een betere lover geweest?
Was ik dan mijn naam vergeten en niet de jouwe?
Als groene wolken hadden gemogen, en paars gras,
was ik dan een gelukkiger kleuter geweest?
Als ik op verzenden had geduwd, had ik dan antwoord gekregen?
Als ik niet was teruggekomen, was ik dan daar gebleven?
Om met opzet te dwalen te verdwalen
Om te praten met de vogels de planten en de schimmen
Een mond vol zaagsel, snelle ogen
Om te offeren op de oranje berg
Bij de dode boom en de afgrond
Om te klotsen en te botsen
Op de grenzen van alleen
Was ik dan niet van deze keukentafel getuimeld
Juichend de tegeldiepte in?

 

zaterdag 6 oktober 2012

Mooi

Doorgaans ben ik het helemaal eens met de Nederlandse columniste Paulien Cornelisse. Zij observeert taalfenomenen zonder er een oordeel over te vellen. Ze stelt blij te worden van alle mogelijke uitdrukkingen omdat ze de mogelijkheden en diversiteit van taal aangeven. Ik klap graag samen met haar in de handen als ik linguïstische creativiteit zie of hoor voorbijkomen. Maar soms, heel soms, krijg ik de kriebels. Zou ik iets willen verbieden.

Het overkwam me de voorbije week in Nederland met ‘mooi’. Op de trein gestapt in gezapig Vlaanderen. Ergens over de grens komt de conducteur/kaartjesknipper langs. Blinkend in zijn roze hemdje – de NMBS kan een puntje zuigen aan de outfit van de NS – bekijkt hij mijn ticket. En dan gebeurt het. Hij kijkt me in de ogen en zegt: ‘Mooi’. Hoezo, mooi? Mijn kaartje is helemaal niet speciaal mooi. Maar dat bedoelt hij ook niet. Hij bedoelt: het is goed zo, je bent in orde. Hij spreekt het uit alsof hij een kind aanmoedigt, doet me op slag zin krijgen om te gaan rebelleren, volgende keer zwart te rijden.

Kunnen we het gebruik van het woord ‘mooi’ asjeblieft eng en zacht houden? Kunnen we de m-klank dan net iets langer dan nodig vasthouden in de spanning van onze lippen? Kunnen we mooi enkel gebruiken om naar schoonheid te verwijzen? Zoals pakweg in ‘mooie meiden’?

maandag 24 september 2012

rfst

Hij is gekomen. Als de herfst gaat over doodgaan, dan is sterven als een storm die je 's nachts uit je slaap houdt, alles losrukt wat niet als in steen gebeiteld vastzit. Dan is sterven niet als vallen in een bodemloos gat, maar dwarrelen als een roofvogel op de termiek. Moeiteloos. Doelloos. Gedachteloos. En uiteindelijk ademloos.

Wat een kleurenpracht bezit het einde. Laat los en je explodeert in schoonheid. Geurt naar bedwelmende aarde. Weet alles van het wilde wachten. Van alle seizoenen kan alleen de herfst vier medeklinkers na elkaar verdragen. Tegelijkertijd onheilspellend en betoverend zijn. Eindeloos nieuwe vormen verzinnen uit de oude.

Daarom (en om zoveel meer): wie denkt dat de herfst tussen zomer en winter zit, vergist zich.

maandag 10 september 2012

Muu

Dit weekend Daan ontmoet. Daan heeft zes maanden geleden een herseninfarct gehad. Toen hij op een dag onder de douche stond, had hij het gevoel dat zijn hoofd elk moment zou ontploffen. Het laatste wat hij zich herinnert, is dat hij de ambulance belde, naakt de deur open zette en bedacht dat hij een broek wilde aantrekken - mislukt.

Nu, een half jaar later en acht vierkante centimeter hersenen lichter, voelt hij zich vooral muu. Muu is een zelfbedacht woord dat uitdrukt hoe hij zich voelt, nu hij weer leert lezen, leert hoe dingen heten en waar ze voor dienen. ‘Dan vergeet ik bijvoorbeeld dat dit een arm is’, zegt hij terwijl hij naar zijn been wijst. Een van de eerste uitstapjes die hij maakte na zijn ziekenhuisontslag was naar de dierentuin. Hij zag vooral veel beesten. Een aap kon hij nog benoemen. En om een niet nader te verklaren reden wist hij ook dat een gnoe ‘gnoe’ heet. Hij mag geen namen van dieren of andere dingen gaan studeren van de dokters. Het moet vanzelf terugkomen. Of het blijft voor altijd weg. Maar dat zegt hij er niet bij.

Hij is optimistisch, kan er nog wel om lachen, dat simpele wetenswaardigheden plots van zijn harde schijf zijn gewist sinds een onzichtbare hand op delete drukte in zijn hoofd. Tijdens het revalideren ontmoette hij iemand van wie de andere hersenhelft dan de zijne door het infarct was aangetast. ‘Die zegt dingen die niet bestaan. Zoals hapsitakflop. Dat doe ik gelukkig nog niet.’ Hij zucht diep. ‘Awelzunnen.’ ‘Wat zeg je?’ ‘Awelzunnen’, dat zeg je toch zo? Nee? Muuuu!

zondag 2 september 2012

Amor Scandinavia

(Woorden)stilte. Gij, gij laat mij buiten mijn oevers treden. Gij houdt mij vast met de armen van al uw meren en ik herinner mij niks meer. Uw landtongen breken mij de mond niet open. Terwijl ik in u oplos, wordt alles opgelost wat nooit een probleem bleek te zijn. Mijn kind woont in u. Mijn lijf met al haar spanningsbogen legt zich neer, geeft zich over, gaat ten onder aan uw eindeloze einder. Bij u ruik ik voor altijd naar de rook van het laatste vuur. Gij steekt mij aan en laat mij in uw noorden alle windrichtingen zien. Amor amor. Scandinavia!

dinsdag 28 augustus 2012

Lopen rennen

‘O ja, ik weet waar we zijn’, roept ze enthousiast uit, ‘hier hebben we nog lopen rennen!’ We rijden Gent binnen en ik voel me een beetje Vlaams in de war. Als wij zeggen lopen, betekent dat in Nederland stappen. Stappen in Nederland is dan weer uitgaan bij ons. En als zij zeggen rennen, betekent dat in Vlaanderen lopen. In Nederland kan je heel de dag rustig over straat lopen, dan een nachtje stappen om vervolgens te rennen voor je bus. Maar wat heeft een Nederlander dan precies gedaan als zij heeft ‘lopen rennen’?

Lopen is zo’n woord waarmee je aangeeft dat je iets aan het doen was. In het Engels hebben ze daar een –ing-aanhangsel voor. I was running. (Of aan het doen bent kan ook; I am running. Maar wanneer je aan het lopen/rennen bent, schreeuw je zelden dat je dat aan het doen bent. Dan spaar je liever je adem.)

Wij waren op de bewuste plek dus een keer aan het rennen/lopen. Waar ik vandaan kom, gebruiken we niet ‘lopen’, maar ‘zitten’ om onze actie aan te geven. Voor mij klinkt ‘hier hebben we nog zitten lopen’ logischer dan ‘lopen rennen’. Mijn Kempense vrienden zijn nog passiever actief, zo weet ik. Die liggen te lopen. In Nederland blijkt er ook nog een andere optie mogelijk, met staan. Dan wordt het: ‘hier hebben we nog staan lopen’.

Omdat we daar allebei een beeld bij kregen van iemand die ter plaatste trappelt en zittend of liggend lopen op de keper beschouwd ook nergens op slaat, hebben we het bij ‘lopen rennen’ gehouden. Dat gaat vast ook het snelst.

woensdag 4 april 2012

Fietscultuur

Je staat er niet bij stil voor je tweewielt in zowel België als Nederland, maar er bestaat wel degelijk zoiets als een fietscultuur. Het is zoals de rijstijl van Belgen in de wagen versus die van Italianen in de wagen, maar subtieler.

Een eerste belangrijke verschil zit hem in het remmen. Wij Belgen rijden rond met een velgrem. Veel gepruts aan afgesleten rubberen blokjes en geknapte remkabels gegarandeerd. In Nederland zweren ze bij de terugtraprem. Die is beter bestand tegen slecht weer en laat je met een simpele beweging van je benen – toch al aan het werk – tot stilstand komen. Nadeel is dat je bij een afdaling minder remkracht hebt en niet kan gaan freewheelen met je benen. (Voordeel daarvan is dan weer dat de afdalingen is Nederland zoals bekend erg beperkt zijn.) Ik heb wel een keer gehoord dat zo’n terugtraprem er soms wordt afgehaald voor kinderen die leren fietsen. Dat lijkt me dan wel weer erg onhandig op het moment dat zo’n kind het pedalen peddelen te pakken heeft en niet meer te stoppen is.

Een tweede fundamenteel onderscheid berust op achterop de fiets zitten. Niet alleen is deze praktijk in België illegaal en in Nederland niet, maar wordt ze ook op een heel andere manier ten uitvoer gebracht. Wij Belgen laten ons vervoeren in ruiterzit, het bagagerek als zadel van het stalen ros robuust tussen onze benen gevleid. Nederlanders laten zich vervoeren als een dame, beide benen langs een kant van de fiets. Bovendien nemen zij plaats met een aanloopje. Zij wachten tot de bestuurder aanzet, rennen een paar passen en nemen geruisloos het passagierszitje in – iets wat mij tot op vandaag niet lukt in stijl. Evenwichtskunstenaars, zich niet altijd bewust van het gevaar dat hun knieën loopt om onderweg ergens tegen aan te knallen.

De Belgische fietscultuur in Nederland proberen toepassen kan nare gevolgen hebben. Zo kwam ik een keer bij een Nederlands kruispunt aangesjeesd en moest nodig in de remmen. In een overlevingsreflex maakte ik een knijpbeweging met mijn vingers ter hoogte van mijn stuur…en ging keihard door aangezien mijn terugtraprem zich van geen kwaad bewust was.

Eergisteren zag ik in hartje Amsterdam nog een ongeschoolde fietstoerist in ruiterzit achterop voorbijkomen. Hij hing krampachtig op het achterste puntje van het bagagerek en steunde zo goed en zo kwaad hij kon op zijn uitgestrekte armen voor zich op het rekje, kwestie van zijn edele delen op zijn minst voor het ergste te behoeden. Een paar meter verder stopte de bestuurder om hem vervolgens verder te vervoeren in Nederlandse houding door de Nederlandse straten.

Soms doe je beter rustig aan met culturele uitwisseling.

zondag 25 maart 2012

Tussen tam en wild

Ergens tussen de tamme en de wilde ganzen is de schemering schuchter op de vijver geland.

De wilderiken zijn wild bij dag en bij nacht. Hun overvliegende dauwroep veroorzaakt vliegzucht bij alles wat wortels heeft geschoten. Mochten ze met meer zijn dan twee, ze zouden in V-formatie overkomen. Maar ook in duo zijn ze al het vluchtige toonbeeld van vrijheid. ‘Kom’, gekscheren ze naar alles wat los en vast zit. ‘Trek, volg je innerlijke nomade. Wie weet is het ginds mooier warmer lekkerder, kom, kom dan, klim op mijn rug!’ Door gaan ze, tot hun lokroep tussen de opklimmende maan niet meer is dan hun oversuizende schaduw. Maar hun vleugelslag onveranderlijk krachtig, net als hun refrein.

Zij die niet kunnen vliegen, hunkeren met de tamme ganzen, zij die wild doen bij dag en moe zijn bij nacht. Eens de schemering gevallen is, worden ze de gondeliers van de weide. Doorwaden ze hoogstens nog wat geruisloze plukken gras, glijden ze voorbij aan een lap vers gescalpeerde aarde. In het licht snateren ze zich te pletter, spreiden ze vleugels en bekken, jagen ze de stuipen op halfwakkere onbekende lijven. Aanstellers. Al bij al beschaafde acteurs. Verdwaald op de markt.

Met diepe dank aan Selma Lagerlöfs ‘Nils Holgerssons Wonderbare Reis doorheen Zweden’ op de rug van een tamme gans mee met een vlucht wilde ganzen.

donderdag 22 maart 2012

Amai

Welk woord gebruikt een Nederlander wanneer zhij een Belg wil nadoen?
Amai!

Nederlanders leven amai-loos. Zeg maar gerust dat ze een schraler bestaan leiden. Want wat geeft amai ons niet aan potentieel om onszelf uit te drukken. Amai volgt meestal op een observatie. Als je een roodgeblakerde toerist langs ziet slenteren, kan je in het schoon Vlaams zeggen: 'amai, die mens is verbrand'. Amai klinkt ook zo heerlijk kleuter, het laat ons onze kinderlijke verwondering behouden. 'Amai, zo'n schattig konijntje!'

Je kan wel stellen dat amai doorgaans een zekere graad van uitzonderlijkheid uitdrukt. Als je uitzonderlijk moe bent, zeg je niet 'ik ben heel erg moe', maar 'amai ik ben moe'. Bij de Antwerpenaren, amai'ers bij uitstek, klinkt dat als 'amai ik zen muug sig'. Je kan met amai ook bevestiging uitdrukken van wat je gesprekspartner zegt. Je kan het met amai met andere woorden heel erg eens zijn.

Zo zou een gesprek tussen twee Vlamingen als volgt kunnen gaan:
- 'Nederlanders missen echt iets aan het woord amai'
- 'Amai nog niet'

Misschien moesten we amai maar delen. Amai das lief? Ja, ik weet het.

zaterdag 17 maart 2012

Knipperlichtrelatie

Het is uit. Ik kan er niet meer tegen. Dat ik altijd meer van je wil. Nooit genoeg van je schijn te krijgen. Tegen het wakker worden en voor alles aan jou moeten denken. Je fysiek nodig denken te hebben. Tegen het willen vingerknippen en je bij me hebben. Tegen het naar je zoeken in de straten, achter ongure gevels, in stations. Tegen je toch weer naar binnen laten. Tegen luidop ‘nee’ tegen je zeggen en je het volgende moment in mijn handen houden.

Daarom. Is het. Uit.

Maar als ik je straks weer wil, ben je er dan nog voor me? Als een minnaar van wie ik de geur op slag herken uit duizenden anderen? Wacht je op me, puur, heet en sterk? Mag ik dan weer mijn lipafdruk bij je achterlaten? Ben je er dan nog voor een weergaloze tête-à-tête? Mag ik dan mijn toekomst lezen in de lijnen van je afdruk? Maken we het (gas)vuur dan weer aan, jij en ik, mijn liefste koffie?

zondag 11 maart 2012

Organen

Body worlds. De indrukwekkende tentoonstelling die al jaren Europa rondreist. Te bezichtigen: geplastineerde menselijke lijven. Het vlees en bloed eraf geprutst. De botten overgehouden, soms ook aders, zenuwen, of spieren. Een urineblaas die als een balletje deeg in een leeggehaalde buikholte ligt. Spieren die als lapjes gerookt vlees langs skeletten bungelen. Zenuwen als witte touwtjes.

De expo lijkt wel het vleesgeworden Westerse denken, de Westerse geneeskunde op kop. Alles mooi uit elkaar gehaald. Geanalyseerd tot op het bot. Uitgestalde gewrichten en dwarsdoorsneden van lichaamsdelen in glazen kastjes. Alles mooi uitgedacht, met veel aandacht voor de hersenen, die in een paar opengebroken schedels lepelklaar lijken te liggen. Verder gaat de aandacht vooral naar het hart, dat vuistdikke lipstickrode orgaan dat je sponzig ligt aan te staren wanneer je de tentoonstelling binnen komt. Het hart wordt voorgesteld als ons centrale orgaan en de zetel van onze emoties. Andere organen krijgen in de expo maar een fractie van de aandacht die naar het hart gaat. Zij zouden vooral functioneel zijn, pakweg dienen om spijzen te verteren, te ademen. Hier komt schijnbaar geen gevoel bij kijken.

In de traditionele Chinese geneeskunde weten ze wel beter. En wij ook, als we even nadenken over de uitdrukkingen die we gebruiken. Want hebben we niet iets op onze lever, het orgaan dat binnen de Chinese geneeskunde gelinkt wordt aan boosheid en frustratie? Zitten we niet met iets in onze maag, het orgaan dat binnen de Chinese geneeskunde gelinkt wordt aan bezorgdheid? En zijn we niet iets in hart en nieren? Zo volledig dat we het niet alleen zijn in het hart, waar liefde huist, maar ook in de nieren, waar volgens de Chinezen onze kracht ontspringt.

En ja, we dragen ook onze tong op het hart. Een door deze dokter-kapitein voorgeschreven medicijn ter preventie van ziektes, nog iets waar de Chinezen net iets bewuster mee bezig waren dan wij.

zondag 4 maart 2012

Pizza in bad

Vipassana. Een meditatietechniek door de Boeddha in persoon bedacht. Het doel: inzicht en zuivering. De manier: zelfobservatie. Tegenwoordig wordt deze zoektocht naar ultieme helderheid wereldwijd in tien dagen samengeperst. Ook in ons land.

Zitten zonder te bewegen. Liefst ook niet (in) je hoofd. Het wordt ten sterkste afgeraden daar cirkeltjes te draaien. Van nee te schudden. Te knikkebollen. Maar sommige dingen zijn sterker dan je verlichte zelf. Gedachtes. Herinneringen. Verlangens.

Passie, goesting, is uit den boeddhistische boze. De welbekende oorzaak van alle lijden. Van dat besef raak je op vipassana elke dag weer doordrongen wanneer de bel luidt (luid) om vier uur in de nacht bij wijze van wekker.

Weer ga je zitten, op zoek naar de leegte die alles omvat, de platgestreken ruimte tussen je oren. Het gekakel van je hoofd vakkundig maar vredevol de snavel omgewrongen. De banaliteit voor eens en voorgoed overstegen. Zen zenner zenst.

Tot je plots ontwaakt. En er twee uur verstreken is. En je beseft dat je al die tijd hebt zitten fantaseren. Over pizza eten in bad.

donderdag 1 maart 2012

Crawl

for Allen Ginsberg (again, still)

Ik zag de beste dromen van de voorbije jaren
oplossen in


het hok van zes vierkante meter waar doorgaans de doorweekte was wegdroogt,
de tuin van de ex-voorzitter van de Republikeinse partij waar ik al te democratisch mijn tent opzette,
grijpklare rugzakken voor wanneer de uitzetting als het zwaard van Damocles neer zou vallen en de gebarricadeerde deuren open zou splijten,
de cabine van de obscene trucker die met open gulp en dichte portieren nieuwe clichés geen kans geeft,
de verticale wereld op zijn kop van Wall Street waar the ninety nine percent de bewoners van de hoogste verdiepingen van de wolkenkrabbers doen sidderen en beven tot die met hun diarree alleen nog op de toiletten van de geruïneerde Mac Donalds terecht kunnen,
de aanblik van de oceaan die, zich van geen goed of kwaad bewust, doorgaat doorwaadt,
de vuistdichte regen waar een jolig opgehangen grondzeil tussen wat kronkelige laurisilva bomen geen beschutting tegen bood,
het drukkende appartementje in New York City, visbokaal in afwachting van een allesvernietigende orkaan die nooit zou komen,
de grotten, waar neohippies de verloren of nooit gekoesterde baarmoeders van hun geïdealiseerde of tekortschietende moeders zoeken,
de stranden waar de dichte dekens doorprikt worden door misplaatst maanlicht of straatlantaarns die net een lijntje gesnoven hebben,
de illegale stam van de holle Redwoodboom waarin alles weer goed komt,
de korrelige kater onder een uitgerold tapijt,
de tipi waar het vuur en de nacht in alle eindigheid uitgaan en zo het komende afscheid benadrukken,
de dimensie waar alleen de kotsende sjamaan echt weet van heeft,
het lapje public property ter grootte van een matje dat zichzelf en de hemel opblaast,
de inkom van de yogastudio waar ik mijn zelfdestructiviteit voorgoed verloor toen ik op mijn hoofd ging staan,
het versteende kinderbed waarin de greep van het verleden naarmate de tijd verst(r)ikt en verstrijkt indringender wordt,
de boomgaard op de flanken van de fjorden waar we ons te rusten legden tussen de drie appels,
het rijpe bessentapijt van het ruig romantische Scandinavië,
de hangmat in de woonkamer van de Mexicaanse stad waar het nooit stopt met waaien,
het enige bed van het huis waarin we van schaamte indommelden terwijl de vrouw des huizes zich neervlijde op de keukenvloer,
de zetel neergeplant op de beboste heuveltop, topstuk onder de dennen
de voortijlende camionette, zuidwaarts zuidwaarts verder zuidwaarts
de taksvrije en zedeloze ferry van de Baltische wateren,
de eindeloze Eurolinesbus, vol van havelozen, illegalen en radicale ecologisten die geradbraakt en gevierendeeld een vliegtuigrit binnen Europa uitsparen,
.....

de zetel de couch de bank van

de non-stop wietrokende Burners van San Fran,
de non-stop rennende burn-outers van de Verenigde Unie van Eurerika,
de Feestende Gentenaars die in hun tien dagen durende roes pizza bestellen en in bh en boxershort de deur openen voor de hallucinerende boy,
de zwetende yogi's die in hun strakke pakjes hun mantra's voorgoed vergeten zijn,
de tijdloze eilanders die nooit in de spiegel kijken om de rimpels in het water en hun gezichten te zien,
de verlichte en verlaten rainbows die hun karavaan opbouwen en afbreken terwijl ze dansen en spugen om Babylon,
de wannabe onthechte lovers en vrienden die achteloos dag zeggen,
de visverkopers, kaartjesverkopers, tortillaverkopers,
de jammers die niks dan het ritme van hun vrije lijven en de getijden volgen,
de geïnspireerden die alleen slapen als ze moe zijn, al dan niet overdag en met hun T-shirts binnenstebuiten,
de gastvrije Serviërs, Kalasjnikovs onder het bed, ontbijt op de tafel,
de doorwinterde timmervrouwen, die gestaag aan hun taaie woonwagens werken, onderwijl zingend en taart bakkend,
de lachende en wiegende indignados, tussen de assembleas door met elkaars kinderen ravottend in het park,
de onrustige zielen, voor altijd op zoek naar wat er achter de volgende hoek bocht heuvel ligt,
de dieren uit het sprookjesbos,


het delen van

matrassen ondergoed instant talen tongen whisky wonderen wijsheden wegen vrouwen koffie kaarten communities kopal kaarsen al dan niet aangestoken tabak chapati focaccia wc's douches vuur fietsen achterbanken rituelen visioenen trips dromen vingerafdrukken genen DNA adem asem vuurdopen fonteinen watervallen kano's kakkerlakken laadbakken melodieën ritmes voetgestamp heupgewieg gekreun gezucht geschreeuw stilzwijgen consensus karma's sutra's mantra's onrust loosheid rusteloosheid vertragingen versnellingen sleutels deuren brandladders coulissen


(december 2011, voor altijd onvolledig en onaf)

zondag 26 februari 2012

Ma how

Soms wilde ik dat ik een West-Vlaming was. Ma how. Echt.

West-Vlamingen delen iets wat te benijden valt. Ze delen een ma how.

Het hol van Pluto op zaterdagnacht. Buiten liggen de velden er als stoppelbaarden bij. De maan hangt zo ongedwongen uitgestrekt dat je haast zou denken dat iemand haar met touwtjes aan de hemel gespannen heeft. In het stro knort het hangbuikzwijn sappige modderdromen, terwijl in de nok van de schuur de pauw bewegingloos haar staart contempleert.

Op zolder is er feest. Ik hang aan de bar en daar gebeurt het. Telkens wanneer een nieuwe bezoeker de trap opkomt. ‘Ma how!’. Probeer het maar niet te vertalen. Want hoe vertaal je een gebalde uitroep van ongeloof, verrassing, vreugde en herkenning? Krachtige klanken van waarachtigheid en bevestiging vanuit de buik naar buiten gestuwd?

Daarom benijd ik West-Vlamingen. Om hun jij-ook-hier-wij-kennen-elkaar-en-spreken-dezelfde-taal relatie. Om de rijkdom van hun woorden die ze, jong of oud, nooit helemaal vergeten zijn. Om hun samenzijn, dat altijd net iets hechter lijkt te zijn dan dat van ons, andere Vlamingen.

donderdag 23 februari 2012

Topsportmentaliteit

‘Het verschil tussen de top en de subtop zit hem in zelfsturing.’ Een sporter kan ver komen met talent, maar zelden het hoogst het snelst het verst. Ik krijg een beeld van Ludo Dierckxens voor ogen. In mijn jeugd een subtopper in het wielrennen. Het drama van Ludo was dat hij niet kon wachten. Hij was de coureur die demarreerde als de rest van het peloton nog een bolletje in plaats van een lint was. Hij liet de koers ontploffen en meestal, nog een eind van de meet verwijderd, ook zichzelf. Schoon om naar te kijken, maar weinig efficiënt. Een duidelijk gebrek aan zelfsturing. De echte toppers kennen zichzelf beter dan dat. Die leiden hun sportieve ik nergens anders heen dan naar de overwinning. Keer op keer. Altijd is er meer over om te winnen.

De man die naast mij het stuur in handen heeft, weet er alles van. Zijn zoon is een bekend Vlaams topsporter. Wanneer hij hoort dat ik een boek over zelfsturing geschreven heb, is hij meteen op dreef. Terwijl hij zijn theorie uiteen zet, brengt hij me de grens over met een snelle lift. Pardon, de snelste.

Hij heeft de topsportmentaliteit met de paplepel meegegeven. Aan hem zal het niet gelegen hebben. Hij gaat nog wat meer rechtop zitten. Zou een versnelling hoger schakelen als zijn auto er nog een extra had. Voor de volgende anekdote. Wanneer zijn topsporter en zijn drie andere kinderen – ook stuk voor stuk erg succesvol – het vroeger ergens moeilijk mee hadden, kwam hij met de gepaste training. ‘En wat doen wij nooit?’, vroeg papa dan. Waarop de vier kinderen in koor: ‘opgeven!!’. Hun gouden stemmetjes weerklinken nog lange kilometers in mijn niet-kampioenenhoofd.

woensdag 22 februari 2012

Het strikdiploma

Wij Belgen behalen ons eerste diploma doorgaans spartelend van de ene kant van het zwembad naar de andere. ’25 meter schoolslag’ heet dat dan. Niet zo in Nederland. Daar kom je op een dag glunderend thuis van de kleuterschool en stopt je moeder je strikdiploma in handen.

Veters. Zij strikken, wij knopen. ‘Kijk, dit is een knoop in je veters leggen’, zegt ze terwijl ze een knoop in mijn veters legt. ‘Dit is je veters strikken’, zegt ze terwijl ze mijn veters knoopt. Resultaat: twee keurige symmetrische strikjes. Er valt wat voor te zeggen.

Als spaghettislierten slippen ze door je kinderhanden. Als dwarse slangetjes kruipen ze langs de foute kant door de boze ogen van je schoenen. Als bij toverslag zijn ze links vier keer langer dan rechts. Onuitstaanbaar en struikelgraag. Een nest nestels is het.

Gelukkig is er op een dag de juf die je strikt voor een les strikken. Stapje per stapje leer je hoe het wonder geschiedt. Je dacht dat je lopen kon, maar nu pas krijg je controle over je passen. Het is als een eerste keer proeven van wat straks komt, van op je eigen benen staan, van het streven naar diploma’s, van volwassen zijn.

dinsdag 21 februari 2012

Bekentenis

Ik verleng ze graag met verlangen. De dagen.
Ik hou van de wereld vanuit dakraamperspectief.
Lakens lichaamswarmte lichtinval centraal.
Terwijl buiten de mensen zich nuttig maken.
Ik lees jouw lijf. Niet de krant.
Niks verdiende rust. Niks verzet vanuit bed.
Vandaag is schandalig apolitiek arevolutionair a-economisch denken.
Vandaag is een daadkrachtige ode aan de romantiek.
Vandaag heet zelfs niet zondag, dat sussend sluitstuk dat zoveel genot toelaat.
Vandaag is liggen lachen en liefhebben.
Schuldgevoel niet meer dan een handvol letters in de vage verte.

woensdag 15 februari 2012

Mount Mouth

MIJN LIEF,

IK HEB MIJN LEVEN MET JE UITGEPAKT
IK HEB POTLODEN EN BERGKETENS GESLEPEN
IK JE HIMALAYA GENOEMD
IK HEB JE ANDES GENOEMD
IK HEB JE MOUNT GENOEMD
SHASTA, EVEREST –
IK HEB VAN DE TAFELBERG MET JE ONTBETEN
IN DE OCHTENDZON OP HET
MIDDAGUUR IN DE AVONDMIST

MOUNT MOUNT MOUNT

IK HEB JE GEZOEND
JOU EN JE GELIEFDEN

MOUTH MOUTH MOUTH

IK HEB JE GESCHREVEN
IK BEN VROUW MET JE GEWEEST
IK HEB OP DE TOPPEN
VAN JE TENEN GELOPEN
IK HEB OP HET PUNTJE
VAN JE TONG GELEGEN
IK HEB MIJN HANDEN
IN JE RUGZAKKEN GESTOPT

KOUD KOUD KOUD

IK HEB JE SPOREN GEZOCHT
IN DE WOUDEN DE WEIDEN
DE WACHT
WACHT NOG EEN BEETJE
IK HEB JE UITGELEZEN
JE UITGELEZEN LIJF LIEF
IK HEB JE GESCHREVEN
JOU EN JE NAAM LIEF
JOU EN JE VROUW LIEF
JE VER VANDAAN
VER VAN VOLDAAN LIEF

IK HEB ONS BASISKAMP ONTDEKT LIEF
-IK ONTMOET JE OP MOUNT MOUTH

(november '11)

Dit gedicht maakt deel uit van de reizende expo 'Roerloze ontploffingen'. Momenteel is die te bezoeken in de stadsbibliotheek van Genk.

dinsdag 14 februari 2012

Anker

Geen groter cliché dan dat van de kapitein met de ankertattoo het ankeroorbelletje de trui met ankerembleem. Voortgestuwd door de wereldzeeën is daar het anker om de Popeyes van deze wereld aan de bodem ver weg in de diepte van de vereeuwigde wateren te herinneren. Dus gaan ze zo nu en dan voor anker liggen. Zoeken ze vaste grond onder hun immer natte voeten. Het anker kan, behalve wanneer het gelicht wordt, niet zwaar genoeg zijn. Aldus wordt verwacht van een robuust medicijn tegen de ondraaglijke getijden van het zeemansbestaan.

De kapitein in mij heeft haar anker uitgegooid. Ergens tussen bindingsangst en de drang om te aarden hangt er een lange lange kabel. Het anker bleef wat dobberen en haakte zich toen vast achter de driekwart openstaande keukendeur van een oude hoeve. Ergens waar de tuin overloopt in de kasteelvijver. Ergens waar ijskristallen op de ochtendlijke ramen de winter in ere herstellen. Schoonheid doet bevriezen.

Dus verzamel ik nu, even reiziger af, kurken in plaats van kilometers. Al lukt het me nog steeds slecht een paar dagen na elkaar in mijn eigen kajuit te slapen. Het is niet zozeer de onrust maar de rusteloosheid. Die maakt dat ik in elke dag poëzie proef. Die maakt dat mijn gedachten verstrengelen met een plek terwijl mijn benen al de volgende trein opstomen, mijn voet het gaspedaal tot beneden induwt, dat ik zo hard naar haar toe fiets dat ik de hoeveelheid broeikasgassen die iemand hoort uit te stoten overmoedig overschrijd.

Panta rei. Terwijl ik stil zit draait de overhellende bol haar droom. Het is als voor anker liggen: rollen met de golven en even de illusie koesteren van op één plek te zijn.

Laat mij u de verzen brengen die hier groeien. De mythische reis van alledag.