On roaming and homing, love of nature and the nature of love.

zondag 25 maart 2012

Tussen tam en wild

Ergens tussen de tamme en de wilde ganzen is de schemering schuchter op de vijver geland.

De wilderiken zijn wild bij dag en bij nacht. Hun overvliegende dauwroep veroorzaakt vliegzucht bij alles wat wortels heeft geschoten. Mochten ze met meer zijn dan twee, ze zouden in V-formatie overkomen. Maar ook in duo zijn ze al het vluchtige toonbeeld van vrijheid. ‘Kom’, gekscheren ze naar alles wat los en vast zit. ‘Trek, volg je innerlijke nomade. Wie weet is het ginds mooier warmer lekkerder, kom, kom dan, klim op mijn rug!’ Door gaan ze, tot hun lokroep tussen de opklimmende maan niet meer is dan hun oversuizende schaduw. Maar hun vleugelslag onveranderlijk krachtig, net als hun refrein.

Zij die niet kunnen vliegen, hunkeren met de tamme ganzen, zij die wild doen bij dag en moe zijn bij nacht. Eens de schemering gevallen is, worden ze de gondeliers van de weide. Doorwaden ze hoogstens nog wat geruisloze plukken gras, glijden ze voorbij aan een lap vers gescalpeerde aarde. In het licht snateren ze zich te pletter, spreiden ze vleugels en bekken, jagen ze de stuipen op halfwakkere onbekende lijven. Aanstellers. Al bij al beschaafde acteurs. Verdwaald op de markt.

Met diepe dank aan Selma Lagerlöfs ‘Nils Holgerssons Wonderbare Reis doorheen Zweden’ op de rug van een tamme gans mee met een vlucht wilde ganzen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten