On roaming and homing, love of nature and the nature of love.

zondag 26 februari 2012

Ma how

Soms wilde ik dat ik een West-Vlaming was. Ma how. Echt.

West-Vlamingen delen iets wat te benijden valt. Ze delen een ma how.

Het hol van Pluto op zaterdagnacht. Buiten liggen de velden er als stoppelbaarden bij. De maan hangt zo ongedwongen uitgestrekt dat je haast zou denken dat iemand haar met touwtjes aan de hemel gespannen heeft. In het stro knort het hangbuikzwijn sappige modderdromen, terwijl in de nok van de schuur de pauw bewegingloos haar staart contempleert.

Op zolder is er feest. Ik hang aan de bar en daar gebeurt het. Telkens wanneer een nieuwe bezoeker de trap opkomt. ‘Ma how!’. Probeer het maar niet te vertalen. Want hoe vertaal je een gebalde uitroep van ongeloof, verrassing, vreugde en herkenning? Krachtige klanken van waarachtigheid en bevestiging vanuit de buik naar buiten gestuwd?

Daarom benijd ik West-Vlamingen. Om hun jij-ook-hier-wij-kennen-elkaar-en-spreken-dezelfde-taal relatie. Om de rijkdom van hun woorden die ze, jong of oud, nooit helemaal vergeten zijn. Om hun samenzijn, dat altijd net iets hechter lijkt te zijn dan dat van ons, andere Vlamingen.

donderdag 23 februari 2012

Topsportmentaliteit

‘Het verschil tussen de top en de subtop zit hem in zelfsturing.’ Een sporter kan ver komen met talent, maar zelden het hoogst het snelst het verst. Ik krijg een beeld van Ludo Dierckxens voor ogen. In mijn jeugd een subtopper in het wielrennen. Het drama van Ludo was dat hij niet kon wachten. Hij was de coureur die demarreerde als de rest van het peloton nog een bolletje in plaats van een lint was. Hij liet de koers ontploffen en meestal, nog een eind van de meet verwijderd, ook zichzelf. Schoon om naar te kijken, maar weinig efficiënt. Een duidelijk gebrek aan zelfsturing. De echte toppers kennen zichzelf beter dan dat. Die leiden hun sportieve ik nergens anders heen dan naar de overwinning. Keer op keer. Altijd is er meer over om te winnen.

De man die naast mij het stuur in handen heeft, weet er alles van. Zijn zoon is een bekend Vlaams topsporter. Wanneer hij hoort dat ik een boek over zelfsturing geschreven heb, is hij meteen op dreef. Terwijl hij zijn theorie uiteen zet, brengt hij me de grens over met een snelle lift. Pardon, de snelste.

Hij heeft de topsportmentaliteit met de paplepel meegegeven. Aan hem zal het niet gelegen hebben. Hij gaat nog wat meer rechtop zitten. Zou een versnelling hoger schakelen als zijn auto er nog een extra had. Voor de volgende anekdote. Wanneer zijn topsporter en zijn drie andere kinderen – ook stuk voor stuk erg succesvol – het vroeger ergens moeilijk mee hadden, kwam hij met de gepaste training. ‘En wat doen wij nooit?’, vroeg papa dan. Waarop de vier kinderen in koor: ‘opgeven!!’. Hun gouden stemmetjes weerklinken nog lange kilometers in mijn niet-kampioenenhoofd.

woensdag 22 februari 2012

Het strikdiploma

Wij Belgen behalen ons eerste diploma doorgaans spartelend van de ene kant van het zwembad naar de andere. ’25 meter schoolslag’ heet dat dan. Niet zo in Nederland. Daar kom je op een dag glunderend thuis van de kleuterschool en stopt je moeder je strikdiploma in handen.

Veters. Zij strikken, wij knopen. ‘Kijk, dit is een knoop in je veters leggen’, zegt ze terwijl ze een knoop in mijn veters legt. ‘Dit is je veters strikken’, zegt ze terwijl ze mijn veters knoopt. Resultaat: twee keurige symmetrische strikjes. Er valt wat voor te zeggen.

Als spaghettislierten slippen ze door je kinderhanden. Als dwarse slangetjes kruipen ze langs de foute kant door de boze ogen van je schoenen. Als bij toverslag zijn ze links vier keer langer dan rechts. Onuitstaanbaar en struikelgraag. Een nest nestels is het.

Gelukkig is er op een dag de juf die je strikt voor een les strikken. Stapje per stapje leer je hoe het wonder geschiedt. Je dacht dat je lopen kon, maar nu pas krijg je controle over je passen. Het is als een eerste keer proeven van wat straks komt, van op je eigen benen staan, van het streven naar diploma’s, van volwassen zijn.

dinsdag 21 februari 2012

Bekentenis

Ik verleng ze graag met verlangen. De dagen.
Ik hou van de wereld vanuit dakraamperspectief.
Lakens lichaamswarmte lichtinval centraal.
Terwijl buiten de mensen zich nuttig maken.
Ik lees jouw lijf. Niet de krant.
Niks verdiende rust. Niks verzet vanuit bed.
Vandaag is schandalig apolitiek arevolutionair a-economisch denken.
Vandaag is een daadkrachtige ode aan de romantiek.
Vandaag heet zelfs niet zondag, dat sussend sluitstuk dat zoveel genot toelaat.
Vandaag is liggen lachen en liefhebben.
Schuldgevoel niet meer dan een handvol letters in de vage verte.

woensdag 15 februari 2012

Mount Mouth

MIJN LIEF,

IK HEB MIJN LEVEN MET JE UITGEPAKT
IK HEB POTLODEN EN BERGKETENS GESLEPEN
IK JE HIMALAYA GENOEMD
IK HEB JE ANDES GENOEMD
IK HEB JE MOUNT GENOEMD
SHASTA, EVEREST –
IK HEB VAN DE TAFELBERG MET JE ONTBETEN
IN DE OCHTENDZON OP HET
MIDDAGUUR IN DE AVONDMIST

MOUNT MOUNT MOUNT

IK HEB JE GEZOEND
JOU EN JE GELIEFDEN

MOUTH MOUTH MOUTH

IK HEB JE GESCHREVEN
IK BEN VROUW MET JE GEWEEST
IK HEB OP DE TOPPEN
VAN JE TENEN GELOPEN
IK HEB OP HET PUNTJE
VAN JE TONG GELEGEN
IK HEB MIJN HANDEN
IN JE RUGZAKKEN GESTOPT

KOUD KOUD KOUD

IK HEB JE SPOREN GEZOCHT
IN DE WOUDEN DE WEIDEN
DE WACHT
WACHT NOG EEN BEETJE
IK HEB JE UITGELEZEN
JE UITGELEZEN LIJF LIEF
IK HEB JE GESCHREVEN
JOU EN JE NAAM LIEF
JOU EN JE VROUW LIEF
JE VER VANDAAN
VER VAN VOLDAAN LIEF

IK HEB ONS BASISKAMP ONTDEKT LIEF
-IK ONTMOET JE OP MOUNT MOUTH

(november '11)

Dit gedicht maakt deel uit van de reizende expo 'Roerloze ontploffingen'. Momenteel is die te bezoeken in de stadsbibliotheek van Genk.

dinsdag 14 februari 2012

Anker

Geen groter cliché dan dat van de kapitein met de ankertattoo het ankeroorbelletje de trui met ankerembleem. Voortgestuwd door de wereldzeeën is daar het anker om de Popeyes van deze wereld aan de bodem ver weg in de diepte van de vereeuwigde wateren te herinneren. Dus gaan ze zo nu en dan voor anker liggen. Zoeken ze vaste grond onder hun immer natte voeten. Het anker kan, behalve wanneer het gelicht wordt, niet zwaar genoeg zijn. Aldus wordt verwacht van een robuust medicijn tegen de ondraaglijke getijden van het zeemansbestaan.

De kapitein in mij heeft haar anker uitgegooid. Ergens tussen bindingsangst en de drang om te aarden hangt er een lange lange kabel. Het anker bleef wat dobberen en haakte zich toen vast achter de driekwart openstaande keukendeur van een oude hoeve. Ergens waar de tuin overloopt in de kasteelvijver. Ergens waar ijskristallen op de ochtendlijke ramen de winter in ere herstellen. Schoonheid doet bevriezen.

Dus verzamel ik nu, even reiziger af, kurken in plaats van kilometers. Al lukt het me nog steeds slecht een paar dagen na elkaar in mijn eigen kajuit te slapen. Het is niet zozeer de onrust maar de rusteloosheid. Die maakt dat ik in elke dag poëzie proef. Die maakt dat mijn gedachten verstrengelen met een plek terwijl mijn benen al de volgende trein opstomen, mijn voet het gaspedaal tot beneden induwt, dat ik zo hard naar haar toe fiets dat ik de hoeveelheid broeikasgassen die iemand hoort uit te stoten overmoedig overschrijd.

Panta rei. Terwijl ik stil zit draait de overhellende bol haar droom. Het is als voor anker liggen: rollen met de golven en even de illusie koesteren van op één plek te zijn.

Laat mij u de verzen brengen die hier groeien. De mythische reis van alledag.