On roaming and homing, love of nature and the nature of love.

dinsdag 14 februari 2012

Anker

Geen groter cliché dan dat van de kapitein met de ankertattoo het ankeroorbelletje de trui met ankerembleem. Voortgestuwd door de wereldzeeën is daar het anker om de Popeyes van deze wereld aan de bodem ver weg in de diepte van de vereeuwigde wateren te herinneren. Dus gaan ze zo nu en dan voor anker liggen. Zoeken ze vaste grond onder hun immer natte voeten. Het anker kan, behalve wanneer het gelicht wordt, niet zwaar genoeg zijn. Aldus wordt verwacht van een robuust medicijn tegen de ondraaglijke getijden van het zeemansbestaan.

De kapitein in mij heeft haar anker uitgegooid. Ergens tussen bindingsangst en de drang om te aarden hangt er een lange lange kabel. Het anker bleef wat dobberen en haakte zich toen vast achter de driekwart openstaande keukendeur van een oude hoeve. Ergens waar de tuin overloopt in de kasteelvijver. Ergens waar ijskristallen op de ochtendlijke ramen de winter in ere herstellen. Schoonheid doet bevriezen.

Dus verzamel ik nu, even reiziger af, kurken in plaats van kilometers. Al lukt het me nog steeds slecht een paar dagen na elkaar in mijn eigen kajuit te slapen. Het is niet zozeer de onrust maar de rusteloosheid. Die maakt dat ik in elke dag poëzie proef. Die maakt dat mijn gedachten verstrengelen met een plek terwijl mijn benen al de volgende trein opstomen, mijn voet het gaspedaal tot beneden induwt, dat ik zo hard naar haar toe fiets dat ik de hoeveelheid broeikasgassen die iemand hoort uit te stoten overmoedig overschrijd.

Panta rei. Terwijl ik stil zit draait de overhellende bol haar droom. Het is als voor anker liggen: rollen met de golven en even de illusie koesteren van op één plek te zijn.

Laat mij u de verzen brengen die hier groeien. De mythische reis van alledag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten