On roaming and homing, love of nature and the nature of love.

dinsdag 25 januari 2011

Nieuw

U heeft vast al wel eens regen gezien. Miezerige mistroostig makende stadsregen. Radicale regen, wat ze in het Engels en het Duits katten en honden noemen. Ik herinner me onuitstaanbaar ontmoedigende regen, toen ik wilde gaan betogen, of naar theater toe zou, en ik laf tegen een warm lijf aan thuis ingedommeld bleef. Ik herinner me ontluikende regen, dartel rondhuppelende spettertjes bij het ochtendlijk openritsen van mijn tent. Gekmakende regen om naakt in rond te dansen. Genadeloze regen die me in een vingerknip tot op mijn bot doorweekte. Regen als langgerekte zinnen en regen als een staccato pianostuk. Chileense regen, zoals el Pablo hem vastlegde:

‘Oerwateren, wanden van water, klaver/en geslagen haver,/touwen reeds verenigd in het net van één nacht,/vochtigheid, druppelend, driest gesponnen,/verscheurende druppel herhaald in klagen,/diagonale toorn hemel stuksnijdend.’

Maar zag u wel eens eilandregen? Hoorde u wel eens rotsblokken in uw hoofd naar beneden donderen denderen daveren? Vreesde u voor de weg waarlangs u straks een geliefde zou gaan ophalen? Eilandregen is anders, is natter dan andere regen. Op een plek omringd door water stijgt regen in aanzien. Terwijl het water valt tot het van de bergen watervalt, zwelt het gezag aan. Het is geregen van het robuuste soort dat de tijd aaneenrijgt en doormidden splijt. Het is regen die regelrecht regeert.

zaterdag 22 januari 2011

Fluitend door het leven

Er is gesproken taal en geschreven taal. Maar op la Gomera hebben ze ook gefloten taal. Het Silbo Gomero of kortweg el Silbo is door de oorspronkelijke bewoners bedacht. Wie over het eiland van hanige ravijnen en kokette spitsen huppelt, begrijpt gauw waarom. Met hun gefluit konden de Guanches van verschillende barrancos of valleien met elkaar communiceren. In een handomdraai was een boodschap het eiland rond. Vandaag is het vooral nog handig daar waar mobiele telefoons geen netwerk ontvangen en om te roddelen over nietsvermoedende toeristen.

Volgens onderzoek is Silbo gebaseerd op Spaans en heeft het twee klinkers en vier medeklinkers. Elke letter heeft een fluitje, wat de taal fonetisch maakt (je fluit zoals je zou schrijven). Betekenis wordt gegeven door verschillen in toon, melodie en vloeiendheid. Verder is ook gebleken dat Silbo wel degelijk een taal en niet zomaar een deuntje van flierefluiters is; bij de silbadores is het taalcentrum in de hersenen actief.

Charmant en wel, niet zo lang geleden scheelde het geen haar of niemand op het eiland begreep nog een fluit van el Silbo. Het introduceren van de taal als verplicht schoolvak in de jaren negentig heeft daar een stokje voor gestoken. Sinds 2009 wordt Silbo ook beschermd door Unesco.

Ben je op la Gomera en hoor je de vogeltjes? Luister nog een keer, ook de eilandbewoners zijn nog lang niet uitgefloten.

vrijdag 21 januari 2011

De reis is de reis niet

Stel, je vertrekt op een lange reis. Na de eerste week kom je op een magische plek terecht, die je meteen diep raakt. In het boekenrek staan de boeken die je thuis voor vertrek net niet meer hebt kunnen uitlezen. De kat die nieuwkomers doorgaans het gezicht openkrabt, geeft je likjes. Wat doe je?

Het voorgaande is mij overkomen op la Gomera, de laatste haven van Christoffel Columbus voor zijn grote overtocht naar de indianen. Ik heb er nu mijn rugzak neergezet voor een paar maanden. Want reizen is minstens evenzeer ergens durven blijven als ergens durven weggaan.

woensdag 19 januari 2011

Ons bloed

Hoe hard je ook reist, het blijft moeilijk te slikken welke werelden allemaal naast elkaar bestaan. Terwijl op la Gomera het leven voortkabbelt, gaat in de Mexicaanse grensstad Ciudad Juárez het geweld genadeloos door. De stad is niet alleen een bolwerk van de narcotrafficantes, maar ook de hoofdstad van feminicide, gendergebaseerde moorden op vrouwen. Een van de voortrekkers van de strijd tegen feminicide, Susana Chávez, is nu zelf vermoord. Daarmee is de bedenkster van de alomtegenwoordige slogan ‘ni una muerta más’ (‘niet een dode meer’) ironisch genoeg het eerste bekende slachtoffer van het nieuwe jaar in Juárez.

Susana was ook dichteres. Wat volgt is een vrije vertaling van haar gedicht ‘Nuestra Sangre’.


ONS BLOED Susana Chávez

Mijn bloed,
Van dageraad,
Van vertrokken maan,
Van stilte.
Van dode rots,
Van vrouw in bed,
Die in de leegte springt,

Die openstaat voor de waanzin.
Helder en bepaald bloed,
Vrucht en kiem,
Bloed onbegrijpelijke omwenteling,
Bloed bevrijding van zichzelf,
Bloed rivier van mijn zangen,
Zee van mijn ravijnen.
Bloed moment waarin ik pijnlijk geboren werd,
Gevoed door mijn laatste aanwezigheid.

maandag 17 januari 2011

Eilandbewoners

1952 was voor Neruda het jaar van het eiland. Op het Italiaanse Capri plukte hij de dag, de poëzie en de liefde. Het is een periode uit zijn leven die onweerstaanbaar zeemzoet en zeezout is weergegeven in de film ‘Il Postino’ (check vooral de scène op het strand waarin Neruda samen met zijn ongeletterde postbode ‘metafore’ bedenkt). In die tijd schreef hij de bundel ‘Las Uvas y el Viento’.

Druiven en wind zijn er ook op la Gomera, het meest wilde en minst toeristische van de Canarische eilanden. Hoewel hier niets anders weerklinkt dan de golfslag, het kikkerkoor voor zonsondergang en de viool van dorpsmuzikant el Manuel, is dit een eiland van de wereld.

Het is Europa. Want op papier hoort la Gomera bij Spanje en de Europese Unie. Wie wil kan, zoals ik, vanop het Iberisch schiereiland twee dagen de oceaan op zwiebelen en via het toeristengekrioel van la Madeira en Tenerife op bestemming aftikken.

Het is Afrika. Want ga je tweehonderd kilometer oostwaarts, stoot je op de grens van Marokko en de Westelijke Sahara (al is het niet bepaald drummen op die route). Momenteel is er een stroom in omgekeerde richting, die eens om de zoveel tijd voorkomt; eentje van Saharazand naar de Canarische Eilanden. Het is de Calimawind die komt aangestoft. In het noorden van Gomera weten ze hoe laat het is wanneer Tenerife vaag en bruinig wegtrekt aan de einder. Wat volgt zijn een paar dagen van adem happen. De regen brengt verlossing en een laagje rode modder.

Het is Latijns-Amerika. Want mañana is de favoriete dag van de eilandbewoners en suave wappert de was op de platte daken van de kleurrijke huisjes van de bergdorpjes. Vooral Cubanen en Venezolanen hebben hier nog wortels in de rotsige grond zitten. Op zijn minst wat van hun taaltje en hun muziek hebben ze goed achtergelaten.

Het is la Gomera. En er is weinig heerlijker dan zo overal en nergens te zijn als hier.

woensdag 12 januari 2011

De veroveraars

Wat ging er om in de harten van de veroveraars van Amerika toen ze hun Spaanse en Portugese kusten kleiner zagen worden? Zagen ze, zoals ik eergisteren, de dolfijnen dartelen in el Atlantico? De zeeschildpadden voorbijschuimen? De maan dagen, scherp als een pasgeknipte nagel? Wat dachten ze toen het oceaanzout samenklitte in hun verbaasde baarden?

Als we Neruda mogen geloven waren het moordzucht noch hebzucht die het voetvolk de zee op joegen. In zijn zang over de veroveraars klinkt tussen de woede tegenover de aanvoerders (‘Cortés koude flits’) en de kerk (‘de monnik Luque, kannunik expert in duisternissen’) mededogen en begrip voor de volgers.

‘Ze vertrokken niet uit de Zuidelijke havens/om de handen van het volk in de plundering/en in de dood te leggen:/ze zien groene gronden, vrijheden,/gebroken ketens, bouwsels,/en vanuit de boot, de golven die uitlopen/over de kusten van dicht mysterie.’

Leven in het feodale Europa van Karel en Isabella was geen pretje. Vraag het maar aan de Gentse stroppendragers. Honger en inquisitie. Een mens zou van minder naar het water beginnen lonken.

zondag 9 januari 2011

De zee is de zee niet

Het Portugese havenstadje Portimão is op zijn zilte gat gevallen zo buiten het toeristische seizoen. Ik zit op de kade en kijk uit over de zee. ’T zeetje, zoals de West-Vlamingen zeggen.

In het Spaans weten ze het nog niet goed. Is het nu ‘el mar’ of ‘la mar’? Je hoort beiden en een sluitende handleiding over welk lidwoord wanneer past, is er niet. De verklaring die het vaakste terugkeert, is het onderscheid tussen dagdagelijks en poëtisch taalgebruik. Ben je in een banale bui, dan heb je het over ‘el mar’, heb je een lyrisch moment, dan ga je voor ‘la mar’. ‘El’ drukt een meer afstandelijke relatie uit dan ‘la’, dat de emoties laat stromen. Een taal voor journalisten en eentje voor dichters, zoiets.

Hoe dichter bij de zee, hoe meer ‘la’ je inderdaad hoort. Havenplaatsjes liggen aan ‘la mar’, schippers en mariniers gaan ‘la mar’ op, vissers al helemaal. Die zouden het woord ook gebruiken om wat meer vrouwelijke aanwezigheid in hun leven te hebben.

Twijfel je nog? Laat Rafael Alberti de knoop voor je doorhakken:

‘El mar. La mar.
El mar. ¡Sólo la mar!’

zaterdag 8 januari 2011

Eurolives

Ik ben op de markt in een vissersdorp. Met zo’n gevoel voor volume en herhaling word ik wakker geschreeuwd. ‘De deur, de deur’, stampt het ritmisch achter me. Dat er op weinig markten deuren worden verkocht, sijpelt het tot me door. Dat ik met andere woorden nog steeds op de Eurolines-bus van Parijs naar Portimão, van Frankrijk naar Portugal zit. Nu de deur vooraan opengemaakt is, is de marktkramer in de zetel vlakbij overgeschakeld op ‘de achterste, de achterste’.

Ze hebben er bij Eurolines een handje van weg je de bus uit te bonjouren net wanneer je eindelijk in iets dat de naam slaap waardig is gesukkeld bent. Op de ritten naar Zweden trakteren ze je in het holst van de nacht op een ferryrit van Duitsland naar Denemarken, en met een beetje geluk op nog eentje van Denemarken naar Zweden. Op de ritten naar Polen laten ze je doodleuk doorslapen zodat je het ontbijt mist.

Ik dacht, wij kennen elkaar onderhand, Eurolines en ik. Ik ben door de jaren heen vertrouwd geraakt met haar mix van studentikoze rugzakkers, radicale ecologisten, mensen zonder papieren en mensen zonder geld. Maar deze rit met niks dan mooie getaande oudjes is anders. De chauffeur spreekt wonder boven wonder een paar woorden Engels, er draaien non-stop Portugese folkhits en als we bij dageraad de grens oversteken, breekt van ontlading een applaus los.

Mijn Portugees is gegroeid vannacht en ik slaag er nu in een gesprek aan te knopen met het omaatje naast me. Daaruit maak ik op dat ze haar uitgeweken kinderen in Parijs is gaan opzoeken, net zoals de rest van het gezelschap. Ze haalt twee gsm’s uit haar zakken. Ik gebaar van ‘amai, twee nog wel’, en ze legt het me uit. De degelijke Nokia 3310 – het model waarvan ik wilde dat ik het zelf nooit voor een nieuwere had ingeruild – is haar Portugese toestel, de witte blingblingmobiel dient voor Frankrijk.

Zo valt Eurolines weer in een vertrouwde plooi: mensen onderweg om hun geliefde(n) op te zoeken, met alle media onder de arm die ze daarvoor nodig denken te hebben.

woensdag 5 januari 2011

Reisrush

Ik weet pas dat ie er is als ik hem al te pakken heb. De reisrush. Plots ben ik vertrokken. Terwijl ik er nog ben. Daar loop ik dan met nieuwe ogen, blijkt mijn Gent de eerste bestemming op de kaart. Alsof ik niet weet dat de vloer van het Dreupelkot aan je schoenen plakt van de jenever na twaalven, alsof ik niet weet dat hier je fietsbanden op maat passen tussen tramsporen en kasseien, dat je op elk uur van de dag en de nacht kan thuiskomen in de Vooruit, of je in elk seizoen Gentse Feesten kan vieren met de Propere Fanfare van de Vieze Gasten. Voor het eerst ben ik hier en het bevalt me. Ik zou hier kunnen blijven. Mocht ik niet binnen een paar uur naar Parijs en verder vertrekken.

maandag 3 januari 2011

Amor America

Een duistere herfstavond een jaar of elf geleden. In het Vlaamse Pajottenland groeien de patatten geruisloos. Daar waar de stilte wordt doorbroken gaat het over poëzie, woordmuziek, letterkunst. Een nieuwe lessenreeks voordracht dauwt in de academie. De leerkracht heeft net het jaarthema onthuld en doet een rondje op zoek naar de eerste associaties. Ze oogst blinkende ogen en exotische dromen vol van tomeloze tango, passie en feest. Latijns-Amerika, zegt ze, en iedereen krijgt het er op slag een beetje warm van. Pablo Neruda, zegt ze. De naam is gevallen. Het continent opengebroken.

Aan die tafel, op die herfstavond zat ik. Pablo Neruda bleek een Chileense dichter en Nobelprijswinnaar literatuur, notoir vrouwenzot, ambassadeur, banneling, eilandbewoner, levensgenieter. Ik beken ik heb geleefd, titelde hij zijn autobiografie. En ik beken ik heb gelezen. Geen pseudo-intellectueel moment van afvalligheid is me doorheen de jaren overvallen. Neruda duwde de poorten naar Latijns-Amerika voor me open en ik heb de sleutels ervan snel in het diepste rioolputje gegooid. Ik bracht mijn studententijd lezend en verlangend van Vuurland tot de Cariben door, af en toe hoopvol opkijkend naar de grote kaart op doek aan de muur van mijn afschilferende kot. Intussen heb er ik voet aan grond gezet, als reiziger, als journalist. Nu keer ik terug, met de ogen van het meisje van die herfstavond, Neruda’s meesterwerk ‘Canto General’ als atlas, als bijbel in mijn rugzak.

Ik presenteer jullie: de verzen van de kapitein.