On roaming and homing, love of nature and the nature of love.

zaterdag 6 oktober 2012

Mooi

Doorgaans ben ik het helemaal eens met de Nederlandse columniste Paulien Cornelisse. Zij observeert taalfenomenen zonder er een oordeel over te vellen. Ze stelt blij te worden van alle mogelijke uitdrukkingen omdat ze de mogelijkheden en diversiteit van taal aangeven. Ik klap graag samen met haar in de handen als ik linguïstische creativiteit zie of hoor voorbijkomen. Maar soms, heel soms, krijg ik de kriebels. Zou ik iets willen verbieden.

Het overkwam me de voorbije week in Nederland met ‘mooi’. Op de trein gestapt in gezapig Vlaanderen. Ergens over de grens komt de conducteur/kaartjesknipper langs. Blinkend in zijn roze hemdje – de NMBS kan een puntje zuigen aan de outfit van de NS – bekijkt hij mijn ticket. En dan gebeurt het. Hij kijkt me in de ogen en zegt: ‘Mooi’. Hoezo, mooi? Mijn kaartje is helemaal niet speciaal mooi. Maar dat bedoelt hij ook niet. Hij bedoelt: het is goed zo, je bent in orde. Hij spreekt het uit alsof hij een kind aanmoedigt, doet me op slag zin krijgen om te gaan rebelleren, volgende keer zwart te rijden.

Kunnen we het gebruik van het woord ‘mooi’ asjeblieft eng en zacht houden? Kunnen we de m-klank dan net iets langer dan nodig vasthouden in de spanning van onze lippen? Kunnen we mooi enkel gebruiken om naar schoonheid te verwijzen? Zoals pakweg in ‘mooie meiden’?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten