On roaming and homing, love of nature and the nature of love.

woensdag 12 januari 2011

De veroveraars

Wat ging er om in de harten van de veroveraars van Amerika toen ze hun Spaanse en Portugese kusten kleiner zagen worden? Zagen ze, zoals ik eergisteren, de dolfijnen dartelen in el Atlantico? De zeeschildpadden voorbijschuimen? De maan dagen, scherp als een pasgeknipte nagel? Wat dachten ze toen het oceaanzout samenklitte in hun verbaasde baarden?

Als we Neruda mogen geloven waren het moordzucht noch hebzucht die het voetvolk de zee op joegen. In zijn zang over de veroveraars klinkt tussen de woede tegenover de aanvoerders (‘Cortés koude flits’) en de kerk (‘de monnik Luque, kannunik expert in duisternissen’) mededogen en begrip voor de volgers.

‘Ze vertrokken niet uit de Zuidelijke havens/om de handen van het volk in de plundering/en in de dood te leggen:/ze zien groene gronden, vrijheden,/gebroken ketens, bouwsels,/en vanuit de boot, de golven die uitlopen/over de kusten van dicht mysterie.’

Leven in het feodale Europa van Karel en Isabella was geen pretje. Vraag het maar aan de Gentse stroppendragers. Honger en inquisitie. Een mens zou van minder naar het water beginnen lonken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten