On roaming and homing, love of nature and the nature of love.

woensdag 23 februari 2011

De Kleine Kat



Baby wil hij niet meer zijn. Kleuter wil hij nog niet zijn. Eigenlijk is hij geen jongetje van tweeënhalf, maar een kleine kat. ‘P’tit cha, p’tit cha’, herhaalt de kleine Swan de lange dag door.

De Kleine Kat zit in zijn wat-fase. Die gaat net zoals de waarom-fase, maar dan met wat. ‘Qu’est-ce que c’est?’ wijst de Kleine Kat de hele dag door. Of probeert hij te wijzen. Het komt er eerder uit als ‘c’est-ce que c’est’. Hij wijst tot hij iets vindt waarvan je niet weet wat het is. Dan is het van ‘c’est-ce que c’est?’ op repeat. Heb je hem een keer verteld wat iets is, slaat hij het voorgoed op in zijn olifantenkattengeheugen. Hij is vooral een kei in eten. Vijgen, avocado, de plaatselijke specialiteit mojo, pikant of niet pikant (hij verkiest pikant), er valt niets meer op tafel te zetten waarvan hij de naam niet kent.

Eens aangeschoven komt die andere fase naar boven. De ik wil-fase. ‘Veux ça, veux ça’, gaat het dan, met als variatie op het thema ‘veux gouter, veux gouter’. Of hij doet gewoon meteen zijn mond open om er een lepel recht uit een of ander potje in te stoppen. Of hij houdt zijn mond dicht om stilletjes een half peper- of zoutvat in zijn bord te gooien. In de je veux-fase is het voor de Kleine Kat ook van cruciaal belang dat wat hij krijgt groot is. ‘Veux un grand bout’, zegt hij dan met grote ogen. En als hij vindt dat wat hij krijgt een kleine bout is, reageert hij zonder een gelegenheid over te slaan met kattengejank.

Maar de Kleine Kat wordt manieren geleerd. Bij elke ‘je veux’ wordt hem nu aan ‘s’il te plait’ herinnerd. Er zijn van die dagen dat hij dat tot der hongersdood over zijn lippen weigert te brengen. Er zijn van die dagen waarop hij het zo napapegaait. En alles wat je nog maar wil. ‘silteplaitungrandboutdefromagemamanquejetaime’ klinkt het dan. Met nog een vertederende miauw erachterna.

donderdag 17 februari 2011

Klein Duitsland

Ze zijn overal op het eiland. The Germans. En in het noorden van het eiland zijn ze elke vrijdagavond met zijn allen op dezelfde plek te vinden. Dan hangen ze als een tros rijpe bananen aan de lippen van de Bioloog.

Vanavond heb ik de eer erbij te zijn – mijn Duitse buren laden me in de auto. Ik ga achterin want er zijn maar twee deuren en der Manfred heeft claustrofobie. Die moet een uitgang binnen handbereik. In een vorig leven is hij een beroemd acteur in Duitsland geweest. Veel succes en veel schrik gehad. Het succes is weggesijpeld, de schrik in vele gedaantes gebleven.

De Bioloog vertelt. De Acteur en met hem de rest van Klein Duitsland luistert. Twee maanden is de Bioloog op Expeditie geweest. Op Gran Canaria. Veel kevers gezien, eentje ontdekt. ‘Hoe klein?’ (‘drie millimeter’, ‘een halve centimeter’,…), vraagt iemand telkens wanneer hij een nieuwe naam dropt. Na een paar van zulke interventies onderbreekt hij zijn discours twinkelogend maar ernstig. Dat hij pas verder gaat wanneer we ‘hoe groot?’ in plaats van ‘hoe klein?’ vragen. Of we echt denken dat we beter zijn dan de microkosmos. Of we echt denken dat we zo groot zijn in de wereld.

Hier op Gomera zijn ze met velen. The Germans. Maar groter dan Klein Duitsland wordt het niet.

woensdag 9 februari 2011

Manuel

Als ik met mijn mountainbike de berg optrippel, zit hij als een oude koning over de vallei uit te kijken. El Manuel. Hij praat rustig en zonder zich op te dringen de tijd vol die ik nodig heb om mijn adem en mijn woorden te hervinden. Vanaf vandaag maakt hij elke dag een wandeling van een uur. Hij voelt het verschil nu al, zit inderdaad aardig te blinken voor een tachtiger.

Als hij het over muziek heeft, geeft hij net geen licht. Helemaal in zijn eentje heeft hij viool leren spelen. In het leger. Zijn vrienden wilden hem horen, maar zijn vingers waren te verlegen voor publiek. Op een dag zijn ze hem stiekem komen beluisteren en hoorden hoe hij van noten een betoverende melodie maakt. Voor hij het wist speelde hij met zijn groep in elke bar van het eiland. Hij herleeft vertellend tot de zon onder gaat.

De volgende dag staat ie als door een ringetje gehaald voor de deur. Ik had hem verteld over mijn ukulele en die komt hij nu even voor me stemmen. Maar voor hij er erg in heeft, heeft hij de gitaar in zijn verroeste knoken en geeft me de trage versie van de liederen van toen. Ik vang een glimp van zijn vroeger. Nu nog, met zijn vastgebeitelde zonnebril, achterovergelegde haren en getrimde snor, is hij een mooie man. Als hij het einde van zijn miniconcert gevonden heeft, laat hij een hand over zijn wangen glijden. Dat hij zich om de twee dagen scheert. Dat de vier baardharen die nog groeien er moeten aan geloven. En dat hij standaard in alle hoekjes gewassen en met schone kleren de deur uitgaat. En bij het uitgaan van die deur dat ik altijd langs mag komen als ik iets nodig heb, zonder zorgen, hij is een eervol man.

vrijdag 4 februari 2011

Banaanalarm

‘De taal van het eiland is uitgedrukt in vruchten’, dixit eilandbewoner Karin. Wil je iemand gunstig gezind stemmen? Een klusje laten klaren zonder er voor te betalen? Je genegenheid uitdrukken? Overlaad iemand met vruchten!

Tot nu toe werd er in onze tuin vooral Avocado gesproken, in een stuk of drie vier varianten. De dominante variant is die op het eerste terras, waar de rijpe vruchten je letterlijk in de mond vallen. Easy to get, volrond, maar weinig smaakvol. Veel woorden, maar weinig inhoud. Dan heeft het taaltje op het tweede terras meer karakter. Hier is er sprake van een meer gesofisticeerde vorm en moet je al wat meer moeite doen om de regels onder de knie te krijgen (plukken, een lekker plekje in het donker vinden en geduld hebben). Dan is er nog het gekke uitzonderlijke grenstaaltje van de avocadobommen. Die vallen midden in de nacht zo hard op het golfplaten dak van de buren dat je er wakker van schrikt. Maar mits een hachelijke klimpartij kan je hier ook een mondvol van leren spreken.

Vandaag is er plots heel dringend de noodzaak om Platano te studeren. De aanwezigheid van bananen valt niet te negeren op het eiland. Overal zie je plantages met de kleine zoete Dwarf Cavendish. Ze zijn met zovelen dat je het rustig monocultuur kan noemen. Blijkt nu dat ze ook een monorijpcultuur hebben. Met als concreet gevolg dat de halve bananenboom die wekenlang tam groen lag te zijn in het gastenhuis vandaag zo geel is als je van een banaan kan verlangen. Banaanalarm! De toestand is ernstig, maar de eerste dag heeft uitgewezen dat er geen reden tot paniek is. Getuige het ontbijt van bananensmoothie, het tussendoortje van banaan, de aperitief van bananenchips, het diner van banaanpuree en het dessert van bananensorbet. Er is hoop. Kromgegroeid weliswaar.